Hoewel de in 2015 geïntroduceerde Espace er meer dan ooit uitziet als een ruimteschip viel het met de daadwerkelijke interieurruimte wel mee. De auto was duidelijk lager dan zijn voorgangers en meer gestileerd als crossover dan als pure MPV. Tegelijkertijd werd de auto luxueuzer aangekleed, met als kers op de taart topuitvoering Initiale Paris. Qua technologie verraste de auto vooral met optionele 4Control vierwielbesturing en relatief bescheiden motoren.
Onder de motorkap lagen niet langer tot 3,5 liter grote V6-motoren, maar 1,6 en 1,8-liter turbomotoren met respectievelijk 200 en 225 pk. Dieselrijders hadden keuze uit een 1.6 met 130 of 160 pk en een 2,0-liter Blue dCi met 200 pk.
Het dashboard van de uitgaande Renault Espace.
Aan boord van een ruimteschip
De luxueuze ambiance mist zijn uitwerking niet. “Ik was bij het instappen echt overdonderd. Daarmee heeft Renault denk ik goede stappen gezet. De zithouding is prima en de auto heeft veel ruimte”, is de eerste indruk van de bestuurder die de Espace als tussenauto reed. “Als je hem als zevenzitter gebruikt blijft er achterin zelfs nog iets van ruimte over, echter totaal onvoldoende voor vakantie. Er passen net twee weekendtassen in.” ‘
Een ander gaat op vakantie met maximaal vijf personen, waarbij niemand te klagen heeft. “Naast veel zakelijke kilometers vol beladen met vijf volwassenen op wintersport en zomervakantie geweest. Beide keren zonder problemen en klachten van de passagiers, die achterin lekker veel beenruimte hebben.” Niet alleen wat beenruimte betreft heeft Renault aan de achterpassagiers gedacht. “Ook zijn er eigen USB-aansluitingen voor de telefoons, wat bijzonder belangrijk blijkt bij lange ritten”.
Niet alles aan boord van de Espace blijkt hosanna. “In het interieur is relatief weinig opbergruimte”, vindt de bestuurder van de Espace dCi 160. “Uiteraard is er een groot vak in de armsteun en een redelijk dashboardkastje, maar fatsoenlijke bekerhouders ontbreken. Onder de versnellingspook zitten er twee, maar die zijn tijdens het rijden onbruikbaar omdat de zitting en mijn been die afschermen.”
Flexibel, maar anders
Het vergelijk met de vorige generatie Espace wordt regelmatig gemaakt en dat doorstaat de cross-over behoorlijk goed. “Het comfort is ondanks de iets krappere binnenmaten net zo goed, ik vind de stoelen zelfs beter”, aldus de eigenaar van een luxe Espace Initiale Paris. Maar er is meer: “De opvallendste winst zijn de neerklapbare stoelen. Mijn armen doen nog pijn van tien jaar loodzware stoelen sjouwen.”
Het neerklappen kan via een knoppencluster in de kofferbak, maar er is een tweede manier die het leven nog gemakkelijker maakt. Deze wordt beschreven door de volgende eigenaar, die de nasleep van het bezoek aan een meubelwinkel beschrijft. “Vanaf het centrale aanraakscherm de tweede en derde zitrij naar beneden klappen, de achterklep automatisch openen, inladen en gaan. De tweede rij maar weer omhoog gezet. Toch groter dan ik dacht!”
Onderstel overtuigt niet
Als het gaat om ruimte en zitcomfort scoort de Espace nog altijd punten bij zijn bestuurders. Het weggedrag wordt daarentegen opvallend vaak negatief beoordeeld, met name de afstemming van het onderstel valt niet in de smaak. “Op de snelweg is dat absoluut een heerlijke reisauto. Rijd je echter op een B-weg dan, gaat het hopeloos mis. De vering is totaal niet in staat om de auto goed te ondersteunen. Drempels moet je echt (echt) rustig nemen anders slaat de vering door en blijf je daarna doorveren”, beschrijft een ontevreden bestuurder. Hij is niet de enige. “De standaard achtervering is slecht”, schrijft een ander, “bij iedere verkeersdrempel en op/afrit veert de auto – ook onbeladen – te ver door en klapt die op zijn eindaanslag. Dit komt ook bij veel testverslagen duidelijk naar voren. Hier moet je tegen kunnen en ik kan er maar niet aan wennen.”
De vierwielbesturing heeft vrienden en vijanden. De eigenaar van een met Espace Initiale Paris ervaart een onzeker gevoel in bochten. “Op een gladde snelweg is het een Perzisch tapijt, in de stad, op hobbelige wegen en bij veel manoeuvreren is het geen prettige auto. Ik verdenk de 4Control van het glibberige gevoel.” Het zou ook een kwestie van smaak kunnen zijn en de vierwielbesturing heeft ook een positieve kant, die de eigenaar van een Espace uit 2018 graag benadrukt. “De wendbaarheid is voor zo’n lange auto heel goed.”
En dat staande touchscreen?
Een opvallend element in de Espace is het rechtopstaande centrale aanraakscherm. Goed, Tesla-rijders wisten in 2015 niet anders, maar voor veel anderen was het behoorlijk vernieuwend. Toch heeft Renault zijn huiswerk niet helemaal goed gemaakt, vindt deze eigenaar. “Het interieur, en dan met name het dashboard met centrale gedeelte, ziet er erg mooi uit. Je hebt het gevoel dat je in een tijdcapsule stapt. Er zitten echter zo veel functies in verstopt dat ik na ruim drie maanden nog steeds aan het nadenken ben waar bepaalde functies verstopt zitten.”
Voor een andere bestuurder blijkt de leercurve nog steiler: “Ik rij er nou een half jaar mee rond, maar nog steeds blijft het zoeken.” Het staande scherm zelf bevalt dus prima, de menustructuur is voor verbetering vatbaar. Voor wie na deze Espace het nieuwe type overweegt: daarin wordt, net als in de Austral, gebruik gemaakt van een nieuw systeem op basis van Android Automotive.
Renault Espace
Onderhoud, reparaties en ergernissen
De grote Renault blijkt niet geheel probleemloos. Bovengemiddeld vaak worden bijgeluiden uit het onderstel genoemd, die veroorzaakt worden door de voorste reactiestangen. De bijgeluiden treden soms al op na 20.000 kilometer. De bestuurder die na zijn eerste Espace opnieuw dezelfde auto koos relativeert met een knipoog: “Het bekende knikkerbakgeluid trad op, de reactiestangen moesten vervangen worden. Nu ‘pas’ bij 65.000 kilometer, mijn vorige Espace was toen al 2x aan de beurt geweest. Ze gaan dus vooruit.”
Wie kiest voor een gebruikte Espace met EDC-automaat moet extra letten op de staat van de koppelingsplaten. “Vervanging van koppelingsset (beide kanten), olie, etc: € 3.611,97. Dat is schrikken als je dit particulier mag aftikken.” Bij de eigenaar die hiermee kampte werd de reparatie onder garantie uitgevoerd. Echt pech hebben kan ook, ervaarde de eigenaar van een dCi 160. Na interne koelvloeistoflekkage en daaropvolgende oververhitting is de dieselmotor na 90.000 km – onder garantie – vervangen. Het heeft hem er niet van weerhouden hierna opnieuw voor een Espace te kiezen.
Renault Espace, altijd een viercilinder TCe of een dCi, een diesel.
Motoren en aandrijflijn
Onder de motorkap van de Espace liggen alleen relatief bescheiden viercilinder turbomotoren. De ervaringen daarmee lopen uiteen. Over de tCe 200 schrijft de een ‘dat-ie niet onder doet voor de oude V6’ terwijl een ander op vakantie tegen de beperkingen aanloopt. “Net een weekje in Spanje geweest. Vier volwassenen, motoruitrusting en een aanhanger erachter met twee motoren erop. Dan kom je echt de berg niet op zonder plankgas te geven met hele hoge toeren. Daar komt de 1.6 schromelijk tekort.”
De bestuurder die tevreden is met het motorvermogen is minder blij met de EDC-automaat. “Als de motor netjes afslaat bij het stoplicht (stop & go) en je moet optrekken, dan gebeurt dat meestal in drie schokken. De eerste om in beweging te komen, de tweede om op toeren te komen (de turbo komt in?) en derde om naar zijn twee te schakelen. Gek genoeg gaat dat niet altijd zo beroerd. Soms gaat het ook gewoon soepel.” Een occasionkoper is juist goed te spreken over zijn automaat.
“Deze schakelt erg soepel en doet zijn werk comfortabel. De reacties bij manueel schakelen zijn wel wat traag.”
Wat ruimteaanbod en praktische inzetbaarheid betreft zijn Espace-rijders, ondanks de afgenomen interieurruimte, nog altijd prima te spreken. Het design van ex- en interieur spreekt aan, maar het bedieningsgemak is voor verbetering vatbaar en of de bescheiden motoren voldoende zijn hangt sterk af van persoonlijke voorkeur en gebruiksomstandigheden. Tot slot: wie grote motoren verlangt moet waarschijnlijk nog een keer slikken: de nieuwe Espace komt met een 1.2 driecilinder in combinatie met twee elektromotoren…
Bron: AutoWeek